'Uit het dal omhoog': een kort overzicht van de geschiedenis van de Carstens fabrieken.
In 1878 kocht Christian Carstens de groothandel Carstens & Stahl in Elmshorn en verwierf hiermee samen met zijn broer Ernst Carstens het keramiekbedrijf in Rheinsberg dat hiertoe behoorde. In 1892 bezit de familie Carstens keramiek- en porceleinfabrieken in 15 plaatsen in Duitsland. Voor 1945 werden in Rheinsberg 55 woningen gebouwd voor medewerkers van de Carstens fabriek. Aan het eind van de oorlog moest Ernst Carstens van de Russische troepen Rheinsberg verlaten. Alleen doordat hij de voertaal van Russische krijgsgevangenen sprak kon hij voorkomen dat hij door Russische soldaten werd neergeschoten. Reeds in 1946 begint men met een nieuwe produktie in Fredelsloh bij Göttingen. Ernst Carstens overlijdt in 1954 en zijn zoon Christiaan neemt het bedrijf over. In 1948 worden alle Carstens fabrieken onteigend en gaan over in een VEB (Volkseigener Betrieb). Dit was een benaming voor een staatsbedrijf in de vroegere DDR. Begin 1990 kopen Christiaan en zijn broer Ernst een groot deel van het 'Treuhandanstalt' aandeel van de oude Carstens fabrieken. Het bedrijf heet vanaf toen: 'Carstens Keramik-Rheinsberg GMBH'.
‘Getting back on their feet’: a short survey of the Carstens factory’s history.
It was in 1858 that Christian Carstens bought the Carstens & Stahl wholesale trade in Elmshorn in this way, together with his brother Ernst Carstens, acquiring the ceramics concern at Rheinsberg that was also part of the concern. And so it was that the Carstens family possessed ceramics and China factories in 15 places in Germany. Before 1945 55 dwellings were built for the employees of Carstens. At the tend of WW II Ernst Carstens was made to leave Rheinsberg by the Russian forces. Simply because of the fact that he was able to speak the native language of the Russian prisoners-of-war he could prevent being shot by the Russian soldiers. As early as 1946 a new production range was started in Fredelsloh near Göttingen. Ernst Carstens dies in 1954 and his son Christiaan took over the concern. In 1948 all Carstens’factories are disowned and are transferred into a so-called VEB (Volkseigener Betrieb)a publicly owned company, the main legal form of industrial enterprise in East Germany at that time. At the beginning of 1990 Christiaan and his brother Ernst buy a large part of the ‘Treuhandanstalt’ share of the former Carstens factories. From that time onwards the concern is named: ‘Carstens Keramik-Rheinsberg GMBH’.
De Treuhandanstalt was het agentschap dat Oost-Duitse ondernemingen privatiseerde na de hereniging van Duitsland.Het agentschap ontfermde zich over de herstructurering en verkoop van om en bij de 8.500 zogenaamde Volkseigener Betrieb (VEBs), firma's die openbare eigendom waren in de Duitse Democratische Republiek. De Treuhand was bij zijn oprichting een van 's werelds grootste industriële ondernemingen. Het bezat alles van staalnijverheid tot en met filmstudio's. Bovendien verkreeg het ook de eigendom van rond de 2,4 miljoen hectare landbouwgrond en bossen, grote delen van de eigendom van het voormalige Nationale Volksarmee en grootschalige woningcorporaties. De ondernemingen die eigendom waren van Treuhand stelden 4 miljoen mensen te werk in 1990. Na einde van de grootschalige privatiseringsoperatie in 1994 resteerden er nog 1,5 miljoen banen en had de Treuhand een verlies geboekt van naar schatting 270 miljard Duitse mark.
The ‘Treuhandanstalt’ was the agency that privatised East-German Enterprises after the unification of Germany. The agency dealt with the reorganisation and sale of about 8,500 VEBs (Volkseigener Betriebe), companies that were publicly owned (read stately owned) in the German Democratic Republic. The so-called ‘Treuhand’ was one of the world’s largest industrial enterprises at the start. It entailed anything from iron and steel industry to film studios. Besides it obtained ownership of about 2,4 million hectares of Agricultural soils and forests, large parts of the property of the former ‘National Volksarmee’ (National Army), and large scale housing corporations. The enterprises owned by Treuhand employed 4 million people in 1990. At the end of the large scale privatisation operation in 1994 some 1,5 million jobs remained, leaving Treuhand with a loss of an estimated 270 billion German Marks.